Niets menselijks is de dagvoorzitter vreemd. En dus heb je regelmatig mensen in de zaal, die irritatie bij je opwekken. Omdat ze geen vragen stellen of juist te veel. Omdat ze lastig zijn of soms zelfs ronduit agressief. Of gewoon, omdat hun gezicht je niet aanstaat.
Vaak is je irritatie begrijpelijk. Maar je mag daar als gespreksleider NIET aan toegeven. Je bent er immers voor iedereen. En hoe obstinaat die ene man ook is, of hoe langdradig de vraag van die ene vrouw ook is: als je laat merken wat je op dat moment voelt, ben je voor die ene persoon niet meer de dagvoorzitter die hij of zij wil volgen. Sterker nog: meer mensen in de zaal zullen op dat moment niet meer durven spreken of meedoen, uit angst dat je tegen hun misschien ook zo kribbig zult doen.
De oplossing is simpel: accepteer je gevoel, maar stap er overheen. Overtuig jezelf er van dat (vrijwel) niemand met opzet irritant is en dat er altijd een reden achter zit: oprechte boosheid, (te) groot enthousiasme, zorgen, moeite met spreken in het openbaar.
Breng interesse op voor die diepere laag. Waardeer iedereen die bij wil dragen. En beschouw het als jouw (professionele) levensdoel om iedereen - ja, echt iedereen - te helpen zijn bijdrage goed te verwoorden; zelfs als je het oneens bent met de inhoud (maar daarover meer in een volgende blog)
Je moet als dagvoorzitter altijd uitgaan van ieders goede bedoelingen. Dan lukt het je, om iedereen welwillend (zij het soms streng) te benaderen.
In de basis moet je dus houden van iedere deelnemer.
Jan-Jaap In der Maur